Twee gezichten op de handelsposten van de Verenigde Oost-Indische Compagnie: Lawec in Cambodja en Banda in de Zuidelijke Molukken, Johannes Vinckboons (1663) Vanaf 1609 voer de Oost-Indische Compagnie naar Lawec, nabij Phnom Penh. Daar kocht de compagnie proviand, zoals rijst, boter, varkensvlees en reuzel, voor Batavia. Banda leverde foelie en nootmuskaat. In 1621 strafte gouverneur-generaal Coen het eiland voor handel met andere landen: alle vijftienduizend eilandbewoners werden gedood of verdreven. De 'slachter van Banda' stichtte nootmuskaatpakketten, zwaar bewaakt door forten.
