In de herfst van 1890 zorgde de impressionist Claude Monet ervoor dat de korenstapels in de buurt van zijn huis in de winter werden weggelaten. Tegen de volgende zomer had hij ze minstens dertig keer geschilderd, op verschillende tijdstippen in de loop van de seizoenen. Wheatstacks was Monet's eerste serie en de eerste waarin hij zich concentreerde op een enkel onderwerp, waarbij hij zich alleen onderscheidde door kleur, aanraking, compositie en licht en weersomstandigheden. Hij zei, "Voor mij bestaat een landschap als landschap nauwelijks als landschap, omdat het er steeds anders uitziet, maar het leeft door zijn omgeving, de lucht en het licht, die voortdurend variëren."
Nadat hij buiten was begonnen, herwerkte Monet elk schilderij in zijn atelier om de kleurenharmonieën te creëren die elk doek verenigen. De rokken in de lucht weerkaatsen de reflecties van de sneeuw en het blauw van de schaduw van de korenstapel is te vinden in het winterse licht dat schijnt op de stapels, in de daken van de huizen en in de besneeuwde aarde. Met verhoogde, gebroken penseelstreken legde Monet nuances van licht vast en creëerde een stevige, geometrische structuur die voorkomt dat het oppervlak gewoon tot blobs versmelt. De korenstapels zijn massieve vormen en de afgelegen huizen zijn niet te ontcijferen van dichtbij, maar van een afstand duidelijk.
