De geograaf, Johannes Vermeer, 1669 De betekenis van de wetenschappen nam in de zeventiende eeuw met sprongen toe, vooral in Holland. Dat blijkt uit het feit dat wetenschappers en geleerden veel gevraagd werden als beeldmotief. Hier volgt een voorbeeld. Johannes Vermeer, de beroemde "fijnschilder" van Delft met het kleine œuvre, schilderde een geograaf in zijn werkkamer, gebogen over zijn werktafel en omringd door de gebruiksvoorwerpen van zijn eruditie. Hij is alleen en lijkt geen bezoekers te verwachten - er liggen papieren op de grond en zijn kamerjas is een ander teken van zijn teruggetrokkenheid in het rijk van zijn werk. Een allesoverheersende stilte kenmerkt het tafereel; de rechterhand van de geograaf pauzeert in de lucht. De enige "actie" vindt plaats achter het voorhoofd van de geograaf. Hij baadt letterlijk in het licht van de herkenning; Vermeer heeft de hele atmosfeer op deze ene plek geconcentreerd. Nog steeds gebogen over zijn papieren, kompas in de hand, richt de geograaf zijn blik op het licht dat door het raam naar binnen valt; het is alsof de perfecte oplossing voor zijn probleem zojuist tot hem is doorgedrongen. Tegelijkertijd houdt het schilderij de inhoud van de gedachten van de geograaf voor zichzelf.
