In de eerste helft van de 19de eeuw trekken veel Nederlandse schilders de onbedorven natuur in op zoek naar dromerige, idyllische plekken. Onder deze romantische schilders is Duitsland een populaire plek. Zo vestigt Barend Cornelis Koekkoek zich in het Duitse Kleef en veel landschapschilders maken reizen langs de Rijn. Omgekeerd oefent het Nederlandse landschap ook een grote aantrekkingskracht uit op buitenlandse kunstenaars, onder wie de Duitse schilder Andreas Achenbach.
Achenbach begint al op 12-jarige leeftijd aan een opleiding aan de kunstacademie van Düsseldorf, destijds een van de meest toonaangevende schilderscholen in Duitsland. Na zijn studie maakt hij meerdere reizen naar Holland, waar vooral het landschap, de kust en de steden hem fascineren. De Hollandse zeeën en vissersdorpen blijken een romantisch thema bij uitstek.
Achenbach reist ook meerdere malen naar Scandinavië. In Nederland worden vooral zijn beboste Noorse heuvellandschappen met houten huisjes als bijzonder schilderachtig beschouwd. In het heuvelachtige landschap in Rijksmuseum Twenthe komt goed naar voren waar het in het oeuvre van Achenbach om draait: namelijk de dynamiek van de grootse en onbedorven natuur, zoals de veranderlijke wolkenluchten en het verreikende landschap.
