In 1878 ging Monet in de stad Vétheuil, ten westen van Parijs aan de Seine, wonen. De stad bood hem de kans om te ontsnappen aan het stadsleven en de oevertuin te cultiveren, waarvan hij in deze compositie de klimmende nasturtiums vertegenwoordigde met wervelingen en sinaasappelspetters. Toen een vriend vroeg of hij Monet's atelier in Vétheuil wilde bezoeken, antwoordde de kunstenaar: "Mijn atelier! Maar ik heb er nooit een gehad, en ik begrijp niet hoe iemand zich in een kamer kan opsluiten - misschien om te tekenen maar niet om te schilderen."
